− 30/01/14, 19u57
Tim F. Van der Mensbrugghe probeert op belangrijke evenementen binnen te geraken. Als reporter ter plaatse brengt hij verslag uit, van de politieke nieuwjaarsrecepties tot de Gouden Schoen. Vandaag: de inhuldiging van de nieuwe stadsdichter van Antwerpen.
Van poëzie houd ik niet, tenzij misschien met een gloeiende hekel.
Dichters wringen zich te graag in
bochten, ze cirkelen te gretig om de hete brij. Het is obscuur gedoe met rare woorden en halve zinnen. Waarom toch? Wat is er mis met een rechtlijnige vertelling? Zoals bijvoorbeeld:
Een man komt thuis van zijn werk. Hij zet zich aan tafel en eet een bord pap. Vurte pap, denkt de man, daar word ik niet gelukkig van. "Er is weinig waar ik gelukkig van word", mompelt hij tussen twee lepels door. Einde.
Voilà, een eenvoudig verhaal zonder franjes, dat lezen mensen graag. Maar je wilt niet weten wat een dichter daarmee aanvangt. Tegen dat hij drie lijnen op papier gekregen heeft, weet hij zelf al niet meer waarover hij schrijft. Als hij maar kan zwoegen op zijn metrum, zijn rijmschema en zijn beeldspraak.
Vandaag is het Gedichtendag en dus overspoelen de kranten ons met versvoeten en rijmschema's. En in Antwerpen wordt de zevende stadsdichter ingehuldigd. Bernard Dewulf ziet zijn mandaat niet verlengd, tijd voor een nieuwe politieke benoeming. Spondee, olé.
"Wie wordt eigenlijk de nieuwe stadsdichter?", vraag ik aan literair recensent Dirk Leyman wanneer ik hem tref op 't Schoon Verdiep van het Antwerpse stadhuis. Dirk rolt met zijn epische ogen. "Als ge dát niet eens weet", zucht hij. Minachting is des dichters hoofdkussen, ik laat er mij niet door van de wijs brengen. Onverstoord vraag ik of de nieuwe stadsdichter een beetje goed is. "Dat valt wel mee. Hij is niet slecht", monkelt Dirk, want dat is nu eenmaal wat literair recensenten bij uitstek
doen.
Bart De Wever neemt het woord en híj monkelt niet. Ik heb met de man te doen. De ene dag zot van glorie mogen aankondigen dat je de Antwerpse Kamerlijst trekt en 's anderendaags een nieuwe stadsdichter moeten inhuldigen. Hoe vernederend is dat niet? De burgemeester loopt niet over van enthousiasme, ik heb 'm nog nooit zo weten neuzelen. Exact een jaar geleden pleitte zijn partij er nog voor de stadsdichter buiten de stadsmuren te jagen, heeft het daarmee te maken? Beseft De Wever dat hij tussen dit links-culturele publiek aan de kortste dactylus trekt? Allicht.
Stijn Vranken wordt ingeleid als een dichter met taalplezier. Hij schijnt de poëzie helder, verstaanbaar en humoristisch te bedrijven. Dat doet mij fronsen. Wat ik aan de universiteit heb opgestoken van poëzie was níét helder, níét verstaanbaar en al helemaal níét humoristisch. Het was taaie drek. Als er in mijn buurt ooit een boekverbranding wordt georganiseerd, draag ik met plezier mijn dichtbundeltje bij.
"Welkom, vrienden en vijanden van de poëzie", zegt Vranken en die begroeting charmeert mij. Vrankens toespraak is grappig, gekruid met een schampschot alhier en een gemene trap aldaar richting de burgervader. De zelfspot schuwt hij evenmin, wat mij doet twijfelen of hij wel een echte dichter is. Waarom stelt De Wever eigenlijk geen stadsspeecher aan? Op zijn minst kan hij zijn eigen ghostwriter wandelen sturen en vervangen door Vranken, wat al een hele verbetering zou zijn.
Een eerste gedicht over zijn geliefde Antwerpen - "de bruisende spat op het Vlaamse platteland!" - heeft de nieuwbakken stadsdichter niet mee. "Too short notice", verklaart Vranken achteraf. "Veel mensen denken dat een gedicht snel geschreven is, maar dat valt lelijk tegen." Twaalf gedichten moeten schrijven in twee jaar tijd, dat is inderdaad een heel karwei. Ik zou er niet aan durven beginnen.
Ondertussen blijft de ene na de andere vrouw Vranken feliciteren met zijn geestige speech. "Hij heeft een grote vrouwelijke fanclub", fluistert een bevoorrecht getuige.
Allochtonen zie ik echter niet. Die hebben wel wat beters te doen dan poëzie savoureren, zoals werk zoeken, steun trekken, aanschuiven aan het vreemdelingenloket of GAS-ambtenaren verschalken. Op de receptie wil ik De Wever daarover interpelleren, maar hij is er al vandoor. Waarschijnlijk zijn speechschrijver onder zijn amfibrachys gaan geven.
Bron: VAN DER MENSBRUGGHE, T., Mensbrugghe bij de stadsdichter: Een politieke benoeming met poëzie, internet, 2014-01-30, (http://www.demorgen.be/dm/nl/4651/Boeken/article/detail/1784490/2014/01/30/Mensbrugghe-bij-de-stadsdichter-Een-politieke-benoeming-met-poezie.dhtml).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten